Inleiding tot NFS

NFS is het standaardprotocol voor het delen van bestanden dat wordt gebruikt door Unix-systemen. Met NFS kan één systeem een directory over het netwerk exporteren naar een of meer andere hosts, zodat gebruikers en programma's op die hosts toegang hebben tot geëxporteerde bestanden alsof ze lokaal zijn.

Een NFS-server is een systeem dat een of meer mappen exporteert, terwijl een NFS-client een systeem is dat een of meer mappen van een server koppelt. Een host kan zowel een NFS-server zijn als een client van andere servers.

Een server bepaalt welke clients een geëxporteerde directory kunnen mounten door het IP-adres van de client te vergelijken met een lijst met toegestane hosts voor de gevraagde directory. De server kan ook een export aanwijzen als alleen-lezen of alleen-lezen voor bepaalde clients.

In tegenstelling tot andere netwerkbestandssystemen, hoeft een NFS-client niet in te loggen op de server bij het mounten van een geëxporteerde directory. De server vertrouwt erop dat de client gebruikers verifieert en de ID van de huidige gebruiker verstrekt bij het openen van geëxporteerde bestanden. U mag dus alleen clienthosts die u vertrouwt toestaan geëxporteerde mappen te koppelen.